top of page

Het Schlieffen – plan (1905-1906)

 

Dit aanvalsplan voor een tweefrontenoorlog is genoemd naar de opsteller, de Pruisische veldmaarschalk Alfred Graf von Schlieffen (1833-1913), chef van de Duitse generale staf.

 

Kort samengevat behelsde dit plan een aanval op een Westelijk front om in maximaal zes weken (tijd die de Fransen nodig hadden om te mobiliseren) de Fransen tot capitulatie te dwingen om vervolgens het gros der strijdkrachten naar het Oosten te verplaatsen om daar, in een gelijke tijdspanne, de Russen te verslaan.

​

Om dit te bereiken voorzag von Schlieffen een zeer sterke rechtervleugel die door Nederland, België en Luxemburg aanvallend een draaibeweging zou uitvoeren. Deze zwenkbeweging moest (na de val van Parijs = demoraliserend effect) de Franse strijdkrachten uiteindelijk in de tang nemen en hen vastpinnen op hun eigen verdediginglinies in Lotharingen en hen tot capitulatie dwingen.

​

Na deze overwinning zou het grootste deel der Duitse legers naar het Oosten verplaatst worden (waar von Schlieffen tijdens de aanval op Frankrijk slechts een kleine strijdkracht voorzien had) om eveneens in zes weken tijd de Russen te verslaan. In 1905 waren de Russische strijdkrachten sterk verzwakt door de zware nederlagen die de Japanners hen hadden toegebracht tijdens de Russisch-Japanse oorlog (1904 -1905), waarbij de volledige Russische oorlogsvloot werd gekelderd.

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

 

 

​

​

​

​

 

Het Moltke – plan (1914)

 

Dit plan is gebaseerd op het Schlieffen-plan. Het werd aangepast door de Pruisische generaal Helmuth von Moltke (1848 -1916) die von Schlieffen in 1906 opvolgde.

Verschillen tussen beide plannen:

  • GEEN aanval op Nederland

  • Een veel zwakkere rechtervleugel ten voordele van een sterkere linkervleugel.

     Verhoudingen linker- en rechtervleugel :

     Schlieffen   :  1 tot 9,4

     Moltke        :  1 tot 3,5

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

 

​

Redenen van mislukken:

 

  • De zwakke rechtervleugel stootte op meer Belgische weerstand (o.a. strijd bij Luikse en Naamse forten, slag bij Halen, verzet vesting Antwerpen) dan oorspronkelijk werd aangenomen zodat het ge-plande opmarstempo niet werd bereikt.

  • De geplande zwenkbeweging werd gestopt aan de Marne en in plaats van een aanval op Parijs in te zetten na een omsingeling langs het Westen besloot generaal von Kluck, bevelhebber van het 1ste Duitse Leger ten Oosten van Parijs te blijven.

  • De geallieerden kregen al zeer vlug versterking van de Britten. De Belgische neutraliteit werd immers door Groot-Brittannië ge-waarborgd. Bijgevolg werd een Brits expeditieleger(B.E.F. = British Expeditionary Force) naar het front gestuurd.

  • In 1914 hadden de Russen zich na hun nederlagen tegen de Japanners zeer goed hersteld. Op 17 augustus 1914 viel het Russische 8ste Leger Oost-Pruisen zelfs binnen met de Duitse nederlaag bij Gumbinnen (20/08/14) tot gevolg. Dit noopte de Duitsers tot het (vervroegd) terugtrekken van twee legerkorpsen van het Westelijk front om de Duitsers op het Oostfront te versterken.

 

Gevolgen

 

  • Stabilisatie op het Westelijk front met de ‘wedloop naar zee’ tot gevolg.

  • Overgang van bewegingsoorlog naar stellingen- of loopgraven-oorlog

  • Na de slag aan de Marne werd von Moltke uit de strijd genomen en vervangen door generaal Erich von Falkenhayn (1861-1922)

Het Duitse aanvalsplan

bottom of page